);" />
© CVO DE AVONDSCHOOL
Wat hebben zij gedaan?
Vul een correct participium in.
1. Petra heeft de trein (missen)
.
2. Liza heeft lekker (koken)
.
3. Heleen heeft de bel niet (horen)
.
4. We hebben de boeken in de kast (zetten)
.
5. Wie heeft dat papiertje op de grond (gooien)
?
6. Dimitri heeft (vragen)
wat "participium" betekent.
7. Josiane heeft op zijn vraag (antwoorden)
.
8. De baby van Jill is al veel (groeien)
.
9. Onze cursisten zijn vorig jaar naar Peking (reizen)
.
10. Alena heeft een sollicitatiebrief (sturen)
.
Controleer
OK