Het Taalbad
);" />
© CVO DE AVONDSCHOOL

Het perfectum: 'hebben' of 'zijn'?

Vul de zin aan.

1. Ik een half uur in het park gewandeld.
2. Mijn broer met zijn vriendin naar Italië gevlogen.
3. Peter en Krista gisteren getrouwd.
4. John de marathon van New York gelopen.
5. Mijn buurman met zijn auto tegen een boom gereden.
6. jullie al naar het strand geweest?
7. Vorige week mijn vrienden uit Frankrijk op bezoek gekomen.
8. Kristien al met haar nieuwe auto gereden?
9. Ik vorig jaar naar Nederland gefietst.
10. Mijn zus en ik in Afrika opgegroeid.
11. jij dit jaar al verjaard?
12. Gisteren één uur op de dijk gefietst.
13. Vorige zomer we naar Griekenland gereisd.
14. Hoe laat jullie aangekomen?
15. Wie al veel gereisd?
16. In de pauze er enkele cursisten in de klas gebleven
17. We samen naar het station gewandeld.
18. Zijn oude buurman vanmorgen van de trap gevallen.
19. Wat er daar gebeurd?
20. Hoe laat jij opgestaan?
21. Mijn sleutels verdwenen! Ik vind ze nergens.
22. jullie al in een helikopter gevlogen?
23. Vorig weekend Petra en Chantal met de boot naar Engeland gevaren.
24. Na de les we naar huis teruggekeerd.
25. De lessen op 7 november gestart.
26. In juli ik elke dag in de zee gezwommen.
27. De trein op tijd vertrokken.
28. Mijn vriend al eens van Oostende naar Middelkerke gestapt.
29. Wanneer je gestopt met roken?
30. In welke stad u geboren?