Voorbeeld:
Actief (A): Mensen gebruiken veel computers.
> Passief (P): Er worden veel computers gebruikt.

1A. Men zoekt naar een wondermiddeltje om af te slanken.
1P. Er gezocht naar een wondermiddeltje om af te slanken.

2A. Mensen delen honderden berichtjes en foto's met vrienden via Facebook.
2P. Er honderden berichtjes en foto's met vrienden gedeeld via Facebook.

3A. Onderzoekers hebben geen verklaring gevonden voor zijn snurkprobleem.
3P. Er geen verklaring gevonden voor zijn snurkprobleem.

4A. Men heeft al een verbod ingevoerd op het gebruik van Facebook op de werkvloer.
4P. Er al een verbod ingevoerd op het gebruik van Facebook op de werkvloer.

5A. Ze hebben onderzoeken gevoerd naar het kijkgedrag van de Vlamingen.
5P. Er onderzoeken gevoerd naar het kijkgedrag van de Vlamingen.

6A. Vroeger ging men niet vaak op reis naar verre landen.
6P. Vroeger er niet vaak op reis gegaan naar verre landen.