-
Hij wil boter bij de vis.
-
Hij wil iets extra krijgen.
-
Hij wil een verhaal vertellen.
-
Hij wil iets ruilen.
-
Hij wil direct betaald worden.
-
De receptioniste kreeg vandaag heel wat op haar bord.
-
Ze kreeg een extra broodje bij de lunch.
-
Ze kreeg een nieuwe opdracht.
-
Ze had het heel druk.
-
Ze kreeg een hoger loon.
-
Ze deed de afwas.
-
De directeur schenkt graag klare wijn.
-
Hij houdt niet van een aperitief.
-
Hij bespreekt dit liever bij een glas wijn.
-
Hij wil het hele verhaal horen.
-
Hij houdt van duidelijkheid.
-
Hij ziet voor alles een oplossing.
-
Ik hou een appeltje voor de dorst.
-
Ik drink liever fruitsap dan water.
-
Ik eet elke dag een appel, zo blijf ik gezond.
-
Ik geef niet meteen alles uit in één keer.
-
Ik koop heel veel dingen.
-
Zijn broodje is gebakken.
-
Hij heeft hard gewerkt.
-
Hij heeft veel zorgen.
-
Hij wil niet werken.
-
Hij heeft geen zorgen meer.
-
Pieter schuift de hete aardappel liever door.
-
Hij vertrouwt de kok niet en geeft zijn bord aan iemand anders.
-
Hij vindt dit te lastig en laat liever iemand anders beslissen.
-
Hij vindt dat het nog veel te vroeg is om nu al een beslissing te nemen.
-
Hij eet liever een koude maaltijd.
-
Hij verdient daar goed zijn boterham.
-
Hij krijgt een gratis lunch.
-
Hij heeft een goed salaris.
-
Hij krijgt elke maand maaltijdcheques.
-
Hij krijgt een cadeautje als beloning voor zijn werk.
-
De nieuwe collega had er duidelijk geen kaas van gegeten.
-
Hij had geen lunch meegebracht.
-
Hij begreep weinig van het werk.
-
Hij nam weinig initiatief.
-
Hij vroeg niets aan de andere collega's.
-
Hij werkte graag alleen.