Mijn hart klopt (snel)
als ik teveel alcohol drink.

's Morgens drink ik (warm)
koffie en eet ik (lekker)
croissants.
Belgen houden van (verschrikkelijk)
(vet)
vlees.
De kok kookt de aardappelen (gaar)
.
Mijn zoon eet (snel)
zijn ontbijt op.
In CVO Scala kan ik (goed)
Nederlands leren.
Tijdens de middagpauze eet je beter een (gezond)
dan een (snel)
hap.
Van een (lekker)
reep chocolade krijg ik een (goed)
humeur.