
1. De man gaat naar de apotheek om (halen - medicijnen)
De man gaat naar de apotheek om
.
2. Ik leer Nederlands om (kunnen - goed - praten - schrijven)
Ik leer Nederlands om
.
3. Zij is te moe om (wandelen - gaan)
Zij is te moe om
.
4. De gemiddelde Vlaming slikt te vaak pillen om (slapen - kunnen)
De gemiddelde Vlaming slikt te vaak pillen om
.
5. Soms gebruikt men hypnose om (stoppen met - kunnen - roken)
Soms gebruikt men hypnose om
.
6. Ik gebruik liever geen medicijnen om (genezen)
Ik gebruik liever geen medicijnen om
.
7. Je moet voldoende tijd nemen om (je - ontspannen)
Je moet voldoende tijd nemen om
.
8. Gezonde voeding helpt om (lang - leven)
Gezonde voeding helpt om
.