Het Taalbad
);" />
© CVO DE AVONDSCHOOL

Een dagje in bed

Vul de zin aan met een reflexief pronomen.

Mijn man Kevin en ik zijn allebei ziek vandaag. We hebben gisteren mosselen gegeten en we voelen misselijk. Kevin blijft in bed liggen. Hij wast niet en scheert ook niet. Ik voel ook niet lekker maar ik kleed toch aan. Even later belt mijn moeder. Ik vertel haar dat we niet goed voelen en ze zegt dat we maar goed moeten verzorgen. Ik hoor dat Kevin roept en ik haast naar boven, naar de slaapkamer. Kevin zit op de grond. Hij heeft overgegeven op het tapijt. Hij schaamt heel erg. "Maak maar geen zorgen", zeg ik, "ik ruim alles wel op. Kruip maar vlug weer in bed. Misschien zal je nu vlug beter voelen."