Het Taalbad
);" />
© CVO Scala

Ben je al naar de winkel geweest?

Wat past?

- Ben je naar de Delhaize geweest?
- Neen, niet. Moet dat dan?
- Je vraagt me of dat moet? Heb je dat dan niet begrepen?
- Ok, ik heb je begrepen. Wat moet ik meebrengen?
- Heb je het boodschappenlijstje niet gelezen?
- Dat heb ik wel gelezen. Er staan geen chips op het lijstje. Zijn er dan nog chips in de kast?
- Neen hoor, er zijn helemaal geen chips . Toch heb ik liever niet dat je nog chips koopt. Dat is slecht voor je gezondheid!
- Ik ben toch geen kind . Jij moet toch niet zeggen wat ik mag eten.
- Ben jij nu niet weg?

Een half uur later aan de telefoon...

- Ben je in de Delhaize?
- Neen. Ik ben op weg naar huis.
- Heb je chips gekocht?
- Ja, ik heb besloten om voortaan jouw raad niet op te volgen.
- Heb je de boter vergeten?
- Oeps. Die ben ik vergeten. Heb je dan geen boter ?
- Dat heb je goed geraden! Als je straks thuiskomt, mag je eens naar de winkel.